24582 |
meidoorn |
doorn:
doore (Q096a Borgharen),
heggenstruik:
-
heggestroek (Q096a Borgharen)
|
haagdoorn [SGV (1914)] || meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikiever (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
meikever [SGV (1914)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
mēͅi̯tskə (Q096a Borgharen)
|
meisje; Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
lēfstə (Q096a Borgharen)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
liefste:
lēfstə (Q096a Borgharen)
|
(Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (Q096a Borgharen),
męlǝk (Q096a Borgharen),
mɛlǝk (Q096a Borgharen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zęi̯ǝ (Q096a Borgharen)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoeltje:
męlǝkstø̄lkǝ (Q096a Borgharen)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19930 |
melkzeef |
zijbaar:
zęi̯bār (Q096a Borgharen)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw; zowel geringachting als sympathiek medelijden
menš (Q096a Borgharen)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|