33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
āfdāk (Q096a Borgharen)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
30481 |
schop, garf |
bussel:
bø̜sǝl (Q096a Borgharen)
|
Schoof dekstro die nog niet geschud is. [NF, 1]
II-9
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
sjöppe (Q096a Borgharen)
|
schoppen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18283 |
schort zonder borststuk |
halve scholk:
hawve sjolk (Q096a Borgharen)
|
voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21367 |
schot |
schot:
sjeut (Q096a Borgharen)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjouwer (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)]
III-1-1
|
18679 |
schoudermanteltje |
pelerine (<fr.):
pelderien (Q096a Borgharen)
|
schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
29984 |
schraag |
schraag:
šrāx (Q096a Borgharen)
|
Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.]
II-12
|
18133 |
schram |
schram:
sjriem (Q096a Borgharen),
sjrieme (Q096a Borgharen)
|
schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
schrammen:
sjrieme (Q096a Borgharen)
|
schrammen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|