28507 |
voorzwerm |
eerste zwerm:
īrstǝ zwɛrǝm (Q096a Borgharen)
|
De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6]
II-6
|
19712 |
vork |
fourchette:
eerste e toonloos
versjèt (Q096a Borgharen)
|
vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevruur (Q096a Borgharen)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)]
III-4-4
|
30512 |
vorstlaag |
toplaag:
tǫplǭx (Q096a Borgharen)
|
De bovenste laag die bij het werk aanvankelijk over de nok van het dak heensteekt. [N F, 40a]
II-9
|
18279 |
vouw |
vouw:
vauw (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen),
vauwe (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
vauwe (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21397 |
vragen |
vragen:
vraoge (Q096a Borgharen)
|
vragen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde man:
’en vrème man (Q096a Borgharen)
|
vreemde [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
32944 |
vregelstok |
vregelstek:
vręi̯gǝlstęk (Q096a Borgharen)
|
De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.]
I-3
|
19341 |
vreugde |
vreugde:
vruigde (Q096a Borgharen)
|
vreugde [SGV (1914)]
III-1-4
|