32536 |
korf |
korf:
kø̜rǝf (Q156p Borgloon)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
24194 |
korhoen |
korhaan:
Frings
koͅrhān (Q156p Borgloon)
|
korhoen (53 vrij zeldzame heidevogel; haan staalblauw, hen bruin en kleiner; houdt in het voorjaar pronkbijeenkomsten op een open plek op de hei [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24539 |
kornoelje (alg.) |
kernoffel:
kərnū.fəl (Q156p Borgloon),
kernolf:
kərnū.ləf (Q156p Borgloon),
kornoelje:
kərnulə (Q156p Borgloon),
kərnūlə (Q156p Borgloon),
pompernoel:
pompernoel (Q156p Borgloon)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21500 |
korporaal |
korporaal:
kapərōͅl (Q156p Borgloon)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
koͅrsēi (Q156p Borgloon),
koͅrseͅ (Q156p Borgloon)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18361 |
kort onderrokje |
poeprokje:
pūprøkskə (Q156p Borgloon)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
haam:
Van Dale: II. haam (gew.), 1. bekleedsel van dikke stevige stof om de bovenrand van zakken; - 2. netvormig samenstel van touwtjes om de kop van een paard, dat men daaraan voortleidt...
də há͂mə (Q156p Borgloon),
snoer:
snuər (Q156p Borgloon)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempetig:
dɛ.mpətix (Q156p Borgloon),
dempig:
dɛ.mpəh (Q156p Borgloon),
dɛmpəx (Q156p Borgloon),
Pejoratieve betekenis, b.v. tengevolge van overdadig eten of drinken.
dempig (Q156p Borgloon)
|
dempig [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte broek:
kotte broek (Q156p Borgloon),
koͅtø͂ bruk (Q156p Borgloon),
n kotə bruk (Q156p Borgloon)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
lage bot:
lejg botte (Q156p Borgloon),
stramp:
stra.mp (Q156p Borgloon)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|