33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lǭǝx (Q156p Borgloon)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
bruk (Q156p Borgloon)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
del:
dɛl (Q156p Borgloon)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
del:
dęi̯l (Q156p Borgloon),
laagte:
lēgdǝ (Q156p Borgloon),
lɛgdžǝ (Q156p Borgloon),
lɛgdǝ (Q156p Borgloon)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
-> e po.ër bote.
bot (Q156p Borgloon),
stevel:
stī.vəl (Q156p Borgloon)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen [ZND 37 (1941)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijbot:
rā bots (Q156p Borgloon),
rijgbot:
[sic]
rejgbotte (Q156p Borgloon)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
hoge bot:
houg botte (Q156p Borgloon)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25422 |
ladder |
leer:
lęjǝr (Q156p Borgloon)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
34581 |
ladderboom |
balk:
balǝk (Q156p Borgloon)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade van de tafel:
lao van də tòfəl (Q156p Borgloon),
tafellade:
toͅfəllōͅ (Q156p Borgloon),
tòfəlao (Q156p Borgloon)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|