33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māx (Q156p Borgloon),
mǭx (Q156p Borgloon)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doornenhaag:
schrijffout voor djune-- ? zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
dzū.nəhōͅx (Q156p Borgloon)
|
haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
engeltje:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; klein
ŏwngelke (?) (Q156p Borgloon),
kever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
kēəvər (Q156p Borgloon),
muldertje:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; grijze
mōldərke (Q156p Borgloon),
patertje:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
paoterke (Q156p Borgloon),
preekheer:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; bruin, bromt beter
preekheer (Q156p Borgloon),
ronker:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
ronker (Q156p Borgloon)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
metskə (Q156p Borgloon)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
capeline (fr.):
kapli.n (Q156p Borgloon),
kapmuts:
kapmuts (Q156p Borgloon)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34454 |
mekkeren |
blaken:
blãkǝ (Q156p Borgloon),
meuken:
mø̄u̯kǝ (Q156p Borgloon)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
22800 |
melden (kaartterm) |
melden:
melle (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
34237 |
melk |
melk:
męlǝk (Q156p Borgloon),
mɛ.lǝk (Q156p Borgloon),
mɛlǝk (Q156p Borgloon)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijgen:
zaǝgǝ (Q156p Borgloon)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
męlǝkǫrǝ (Q156p Borgloon),
męlǝkǫ̃rǝ (Q156p Borgloon)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|