e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paddestoel (alg.) champignon: sxabəljōͅŋ (Borgloon), eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  schappiljongsch (Borgloon) paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] III-4-3
pak slaag striemen: strî.m (Borgloon) een pak slaag [ZND m] III-1-2
pak, kostuum kostuum: kəsty(3)m (Borgloon), manskostuum: manskostuum (Borgloon) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3
paling, aal paling: poeëling (Borgloon) paling [Willems (1885)] III-4-2
palmboompje palm: pa.lm (Borgloon), palmboompje: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  palmbeumke (Borgloon), palmenstruik: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  palməstroek (Borgloon) palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) [ZND m] III-4-3
pan of ketel met het hete gietwater kan: kan (Borgloon), ketel: kętǝl (Borgloon) In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20] II-1
pand van een weideperceel pand: pant (Borgloon) Gedeelte van een perceel weiland, of van weiland in het algemeen, dat zich bevindt tussen afwateringssloten. Het betreft uiteraard slechts laaggelegen weidegronden. [N 14, 61] I-8
pand, bed pand: pę̄n (Borgloon  [(als men de akker met de voetploeg omwerkt)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
pannenkoekenbeslag deeg: deͅi̯x (Borgloon), temper: teͅmpər (Borgloon) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenlap kwezeltje: kwɛizəlkəs (Borgloon), pannenlap: mv -lep  panəlap (Borgloon), vod: vr.  voͅt (Borgloon) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1