e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
provisiekast, etenskast vliegenschap: vlīgəsxōͅp (Borgloon) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruim pruim: praum (Borgloon) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen chipoteren (<fr.): sipətīrə (Borgloon), frotselen: frotsələ (Borgloon), prullen: prølə (Borgloon) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] III-1-4
prutswerk geklommel: wā ə gəklo.məl (Borgloon) Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)] III-1-4
pudding crme: kreͅəm (Borgloon), pudding: bɛdeŋ (Borgloon) Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3
pullover lijf: lēͅf (Borgloon), pull: pul (Borgloon), vareuse (fr.): vareus be` mouwe (Borgloon) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
punt van het blad van de zeis tip: tup (Borgloon), top: top (Borgloon) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
puntmuts begijntje: Begijntje.  bəgeͅŋkə (Borgloon) puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
pupil kindje: ki-jntsje (Borgloon) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)] III-1-1
purper violet: flet (Borgloon) Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)] III-3-3