21284 |
vechten |
vechten:
fɛxtə (Q156p Borgloon)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
soorthaan:
so.rthǭǝn (Q156p Borgloon)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
bestǝ (Q156p Borgloon)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
kweken:
kwekǝ (Q156p Borgloon)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|
34268 |
vee houden |
houden:
hā (Q156p Borgloon)
|
Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a]
I-11
|
34270 |
veearts |
artist:
ártis (Q156p Borgloon)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zø̄pə (Q156p Borgloon)
|
zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
18373 |
veel te grote schoen |
oorlogsboot:
oorlogsboute (Q156p Borgloon),
schoen die flatst:
sxun dē flats (Q156p Borgloon)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderbroek:
flodderbroek (Q156p Borgloon),
floͅdərbruk (Q156p Borgloon),
polderbroek:
polderbroek (Q156p Borgloon)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26765 |
veenachtig, moerassig, laaggelegen land |
broek:
bruk (Q156p Borgloon),
moeras:
muraǝs (Q156p Borgloon)
|
Naast de enquêtevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.]
II-4
|