e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wenkbrauw wenkbrauw: weŋkbrouə (Borgloon) dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wentelploeg franse ploeg: frā.nsǝ [ploeg] (Borgloon) Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180¬∞ worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.] I-1
werk (zn.) werk: werk (Borgloon), wɛr.əg (Borgloon) Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)] III-3-1
werkdaagse hoed `s werkdaagse hoed: swɛrdəs (Borgloon) mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-1-3
werkdag werkdag: swerdaagse kléjer (Borgloon), sweͅrdoͅXsə kleͅjər (Borgloon), swɛrdəs (Borgloon) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] || mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)] III-3-1
werken werken: do worə drai mannə dai ɛnt bos mo.stə werkə (Borgloon), wɛrəkə (Borgloon), ɛdzə tot noə mutɛ wɛrkə (Borgloon) Er waren drie mannen die in het bos moesten werken [ZND 46 (1946)] || Hebt gij tot nu moeten werken ? [ZND 46 (1946)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij zwoegen: zwūgǝ (Borgloon) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werkschoen akkerschoen: akkerschoeən (Borgloon), dikke schoen: [schuu is in Borgloon mv.]  dikə sxuu (Borgloon) ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3
wervelwind houwvrouw: ən hoͅuwvroͅuw (Borgloon), stormwind: stormweint (man.)  stoͅrmweͅint (Borgloon) wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)] III-4-4
wesp wesp: wêsp (Borgloon) wesp [Willems (1885)] III-4-2