24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaartje:
kwekstɛtšə (Q156p Borgloon),
kwikstaitsə (Q156p Borgloon),
scheper:
Frings
sxē(i̯)pər (Q156p Borgloon),
schepertje:
scheejperke (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
Frings
sxēͅpərkə (Q156p Borgloon)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornetje (<fr.):
kərneͅitšə (Q156p Borgloon)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
capelinetje (<fr.):
Kappelineke.
kapli.nəkə (Q156p Borgloon),
moeder:
mūdər (Q156p Borgloon)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18656 |
witte muts met linten |
moedertje:
mudərkə (Q156p Borgloon)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
krullenmuts:
kroͅləmuts (Q156p Borgloon)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mīk (Q156p Borgloon),
mikje:
Neen, men kent wel het bovengenoemde woord!
mi.kskə (Q156p Borgloon)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wit brood [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
17890 |
woelen |
woelen:
wóule (Q156p Borgloon)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
gunzdox (Q156p Borgloon)
|
woensdag [ZND 10 (1925)]
III-4-4
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q156p Borgloon),
trens:
trɛ.ns (Q156p Borgloon
[(twee stukken)]
)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
pulmuts:
[sic]
pulmuts (Q156p Borgloon)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|