e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekzak opzij broeksmaal: broeksmaol (Borgloon), bruksmōͅl (Borgloon) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  brūūr (Borgloon), brŭŭr (Borgloon) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2
bromtol jaagdop: ja:chdoͅp (Borgloon), muziekdop: mizi.kdop (Borgloon), mizi.kdoͅp (Borgloon), məzi:kdoͅp (Borgloon) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [Lk 03 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)] III-3-2
bron born: bū.n (Borgloon), būn (Borgloon), bron: bû.n (Borgloon) bron [ZND 01 (1922)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: brøu̯.stex (Borgloon), brø̜u̯stex (Borgloon) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen reddelen: rędǝlǝ (Borgloon), willig (zijn): wɛlǝx (Borgloon) [N 3A, 9b] I-11
bronstig, van merries heet: hei̯t (Borgloon) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: browt (Borgloon), broͅud (Borgloon), bróówt (Borgloon) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] III-2-3
broodje pistolet: pi.stəlēi̯ (Borgloon) Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)] III-2-3
broodmes broodmes: o.  broͅu̯tmɛ̄s (Borgloon), onz.  broͅutme͂ͅs (Borgloon) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1