e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geitestal geitestal: gei̯tǝ[stal] (Borgloon) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
geknotte wilg wijde: waiə (Borgloon, ... ) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] III-4-3
gekookte hersens hossen: jōsə (Borgloon) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekraagde roodstaart rotelstaart: Frings  rōͅətəlstat (Borgloon) gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)] III-4-1
gekruld haar gekruld haar: çəkrolt hūər (Borgloon) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld centen: ps. omgespeld volgens Frings.  seͅntə (Borgloon), geld: gai.ḷt (Borgloon), geͅl (Borgloon), gəilt (Borgloon), hes pa zɛnə pardəsö ɛn mam ör gailt, pa zɛn ka.u en pa zɛnən ont (Borgloon), ich ben me geld kwijt (Borgloon), ig been me gaailt kweet (Borgloon), mam be wiə mudech gəilt oilə (Borgloon), xae.ld (Borgloon), zə mut chailt høbə før tə kunə bətōͅlə (Borgloon), ps. omgespeld volgens Frings.  gailt (Borgloon), knopen: ps. omgespeld volgens Frings.  knøi̯p (Borgloon), knotsen: ps. omgespeld volgens Frings.  knoͅtsə (Borgloon), piano: spottend  piano (Borgloon), piasters: ps. omgespeld volgens Frings.  pejastər (Borgloon), ZND m: Bellefroid, J. (zj. hs.), materiaalverzameling in handschrift uit Borgloon (Q 156).  piasters (Borgloon), poen: ps. omgespeld volgens Frings.  pun (Borgloon), pūn (Borgloon), ZND m: Bellefroid, J. (zj. hs.), materiaalverzameling in handschrift uit Borgloon (Q 156).  poen (Borgloon), pompernikkel (<du.): ps. omgespeld volgens Frings.  pompernekəl (Borgloon) geld [RND], [ZND 44 (1946)], [ZND m], [ZND m] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] || Hier is vader zn jas en moeder haar geld; vader zn doe en vader zn hond [ZND 44 (1946)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)] || Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] III-3-1
gele kwikstaart gele scheper: Frings  gēͅlə sxēͅpər (Borgloon) kwikstaart, geel (16,5 blauwig-grijs boven, geel onder; met lang wiebelstaartje; zomervogel; in weiland en korenvelden; er bestaat ook nog grotere uitgave die langs beekjes huist en zeldzaam is [N 09 (1961)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Borgloon) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel paardspoten: pi̯atspǫu̯tǝ (Borgloon) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijken (op) er op trekken: trop tréke (Borgloon), lijken: lē.kə (Borgloon) gelijken [ZND 25 (1941)] III-4-4