24161 |
grauwe klauwier |
ekstroei-antwerpen:
Frings
eͅkstruj antweͅrəpə (Q156p Borgloon)
|
grauwe klauwier (17 zomervogel; broedt in doornstruiken; prikt gevangen diertjes op iets scherps vast; vrij zeldzaam geworden [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24162 |
grauwe vliegenvanger |
grijze vliegenvanger:
gra:zə vli.gəvaŋər (Q156p Borgloon),
vliegenvanger:
Frings
vle(i̯)gəvaŋər (Q156p Borgloon),
vliegenvangertje:
Frings
vleͅi̯gəvaŋərkə (Q156p Borgloon)
|
grauwe vliegenvanger (14 gewone zomervogel; grauw met gestreepte borst; vangt vanuit uitkijkpost vliegende insecten; nest van vezels, draad en haar onder een afdakje [N 09 (1961)] || Hoe heet de grauwe vliegenvanger? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
17886 |
graven |
graven:
growve (Q156p Borgloon),
grōvə (Q156p Borgloon)
|
graven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34210 |
grazen |
grazen:
grãzǝ (Q156p Borgloon),
grǭzǝ (Q156p Borgloon)
|
Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.]
I-11
|
33462 |
grendel |
grendel:
grɛi̯ŋǝl (Q156p Borgloon)
|
Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.]
I-6
|
33657 |
grenssteen, grenspaal |
reensteen:
ręi̯nstęi̯n (Q156p Borgloon)
|
De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
20645 |
griesmeelpudding |
semoule (fr.):
smul (Q156p Borgloon)
|
Crème van griesmeel, griesmeelpudding (semoel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21495 |
griffel |
griffel:
də grifəl (Q156p Borgloon)
|
De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17906 |
grijpen naar |
grijpen:
grē.pe (Q156p Borgloon),
pakken:
pakə (Q156p Borgloon)
|
grijpen [ZND m] || Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
kuren:
ook materiaal znd 29, 16
ky(3)̄rə (Q156p Borgloon),
küre (Q156p Borgloon),
loet:
ook materiaal znd 29, 16
loete (Q156p Borgloon)
|
kuren (znw) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|