18427 |
vaste boord |
col (fr.):
koͅl (P218p Borlo)
|
kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutels:
køu̯tǝls (P218p Borlo),
stront:
stront (P218p Borlo)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
kręp (P218p Borlo)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vɛstəlu:vət (P218p Borlo)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
26650 |
vat |
vat:
vǭǝt (P218p Borlo
[(20 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
ton:
tǫn (P218p Borlo)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
vɛxtə (P218p Borlo)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
soorthaan:
sorthǭǝn (P218p Borlo)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
bīǝstǝ (P218p Borlo)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
paardsmeester:
pęǝtsmistǝr (P218p Borlo)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|