e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke duif duivin: dave̝n (Borlo) Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
vrouwelijke geit geit: gęi̯t (Borlo) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef tooi: toej (Borlo), tūi (Borlo), tūə (Borlo) teef [Goossens 1b (1960)] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kat kattin: ká’ten (Borlo) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Borlo) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrouli klīr (Borlo) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwenonderhemd? vrouwluihemd: vroͅulihømə (Borlo) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vuurtang, sinteltang schevertang: sxēvərtaŋ (Borlo), stooftang: stoͅu̯ftaŋ (Borlo) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
waaienx waaien: waaien  wējə (Borlo) waaien [N 22 (1963)] III-4-4
wagen wagel: wǭgel (Borlo) Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.] I-13