34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
loǝtǝ lūpǝ (P218p Borlo)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (P218p Borlo)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
32653 |
de scharen van de ploeg |
schulpen:
sxø̜lǝpǝ (P218p Borlo)
|
De in dit lemma verzamelde termen, die op één na alle meervoudsvormen zijn, kunnen behalve voor de scharen van een wentelploeg ook gebruikt worden als verzamelnaam voor de werkende delen van de ploeg of voor de onderdelen van de combinatie waartoe ook schaar en riester behoren. [N 11, 30 add.; N 11A, 85e + f; div.; monogr.]
I-1
|
34273 |
de stal uitmesten |
uittrekken:
āttrękǝ (P218p Borlo)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleiken (P218p Borlo)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
jagen:
jǭgǝ (P218p Borlo)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20808 |
deeg |
deeg:
dieg (P218p Borlo)
|
zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
32311 |
definitieve band |
ijzeren band:
ęjzǝrǝn bānt (P218p Borlo),
reep:
rīp (P218p Borlo)
|
De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.]
II-12
|
24407 |
dekken |
rijden:
rē̜ǝ (P218p Borlo),
springen:
spręŋǝ (P218p Borlo),
sprɛŋǝ (P218p Borlo)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
30506 |
deklatten |
daklatten:
dǭklatǝ (P218p Borlo)
|
De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a]
II-9
|