e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtworm houtworm: houtwormen (mv.) (Borlo), milver: meͅlvər (Borlo), milveren (mv.) (Borlo) houtworm [Lk 01 (1953)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)] III-4-2
huid vel: vel (Borlo), (mv)  vɛlǝ (Borlo) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] I-11, III-1-1
huifkar huif: zijden, zwarte muts met pluimen of bloemen, gedragen `s zondags  hāf (Borlo) huifkar, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
huis, woning huis: hās (Borlo) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huisakker huisgoed: hāsxoǝt (Borlo) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishoud: hāshēͅ (Borlo) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: møs (Borlo, ... ) mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)] III-4-1
huisweide bleek: bleͅi̯k (Borlo) I-7
iemand uitschelden grijnzen: imand grinsen (Borlo), kijven: imand kijven (Borlo) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen noden: znd 32, 71;  nuiën (Borlo) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2