e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

Gevonden: 2920
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hèè ààrt nao ze vààder (Born) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen hijgen: hiegen (Born) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen reutelen: reutelen (Born) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2
hinkelen hinken: hinken (Born) hinkelspel [VC 10] III-3-2
hinken hinkelen: hēnkelen (Born) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: ô.t (Born) hoed [RND] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: høǝ (Born) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hŏŏk (Born) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] III-4-4
hoepel reep: reip (Born, ... ) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] III-3-2
hoepelen repen: reipen (Born) b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] III-3-2