20582 |
avondmaal |
avondbrood:
aambroad (L428p Born),
aombroad (L428p Born),
avondeten:
aovend èten (L428p Born),
boterham eten:
botterham èten (L428p Born)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
essig:
essich (L428p Born)
|
azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slieren:
sjlēren (L428p Born)
|
Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
bārt (L428p Born)
|
De hoeveelheid bijen die vlak voor het zwermen rond het vlieggat ligt. [N 63, 30b]
II-6
|
20551 |
babbelaar |
babbeltje:
babbeltje (L428p Born)
|
babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20278 |
baby, zuigeling |
kindje:
kientje (L428p Born)
|
pasgeboren kind; bij onze buren hebben ze een baby gekregen [DC 30 (1958)]
III-2-2
|
21163 |
bagagewagen |
bak:
bak (L428p Born)
|
een bagagewagen bij een trein [fourgon, bak] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21185 |
baggermolen |
zandzuiger:
zandjzuuger (L428p Born)
|
een baggermolen die zand opzuigt en door een buis ver weg perst (opper, zandzuiger, zuiger) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21189 |
baken |
baken:
baken (L428p Born)
|
elk vast merk [boei of iets dergelijks] dat een schipper het vaarwater aanwijst [baken, baak] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20585 |
bakken |
bakken:
bàkkə (L428p Born),
braden:
broujen (L428p Born)
|
bakken [RND] || bakken; Hoe noemt U: Spijzen met boter of vet bereiden (kuinen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|