18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.lpin (L428p Born)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vø̄rǝl (L428p Born),
vø̜rdǝl (L428p Born)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
doͅ. wø.rt ne.mi.ə gəkɛ.igəlt (L428p Born),
keigelen (L428p Born)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
kɛ̝ldər (L428p Born)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kerel:
kɛ.əl (L428p Born)
|
kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
drięi̯ǝ (L428p Born),
keren:
kē̜rǝ (L428p Born)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
I-1, II-7
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kirkhuf (L428p Born),
kirkuf (L428p Born)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kirəməs (L428p Born)
|
kermis [RND]
III-3-2
|
22462 |
kermisgeld |
kermisgeld:
kirmesgeljt (L428p Born)
|
Een geschenk dat gegeven werd bij de kermis [kermis, fooi]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22662 |
kermismuziek |
kermismuziek:
kirmismuziek (L428p Born)
|
De muziek die te horen is op kermissen [spel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|