34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem:
lɛm lɛm (L428p Born)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roope (L428p Born),
schreeuwen:
schréiven (L428p Born)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
met, met, met:
mɛt, mɛt, mɛt (L428p Born)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
met, met:
mɛt, mɛt (L428p Born)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
28568 |
roer |
roer:
roer (L428p Born)
|
Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204]
II-6
|
25088 |
roest |
roest:
ros (L428p Born)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21363 |
roezemoezen |
smoezen:
Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.
smoezen (L428p Born)
|
druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21095 |
rog |
rog:
WLD
rog (L428p Born)
|
Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)]
III-2-3
|
18567 |
rokkostuum |
rokkostuum:
rokcostuum (L428p Born)
|
het rok-costuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (L428p Born)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|