25232 |
droog blijven |
droog blijven:
dreug blieven (L428p Born),
t blijft over]:
⁄t blif euver (L428p Born)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drūūch (L428p Born)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
handdoek:
hɛnjdōk (L428p Born),
spoeldoek:
spø̄ldōk (L428p Born)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20554 |
drop |
houtskoek:
houtskook (L428p Born)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
bruinsel:
broensel (L428p Born)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
miezerig (weer):
miezerig (L428p Born, ...
L428p Born),
nat (weer):
ps. boven de à staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken. Opm. v.d. invuller: de a van Fr. woord art.
nàt (L428p Born),
nattigheid:
naatigheid (L428p Born),
vochtig (weer):
vochtig (L428p Born),
waterkoud (weer):
waterkauwt (L428p Born)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21817 |
druk praten |
kwebbelen:
kwebbelen (L428p Born)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
drukken:
drukken (L428p Born)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19230 |
drukte maken |
omstand maken:
omstendj maken (L428p Born)
|
drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
omstand:
omstendj (L428p Born)
|
een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)]
III-1-4
|