20696 |
schapenvet |
reut:
Syst. WBD
reut (L331b Boukoul),
schaapsreut:
Syst. WBD
sjaopsreut (L331b Boukoul)
|
Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34494 |
scharrelen |
scharren:
šorǝ (L331b Boukoul)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
34579 |
scheen van de asarm |
scheen:
šēn (L331b Boukoul)
|
Het met ijzer versterkte uiteinde van de houten as waarmee de as in de naafholte steunt. [N 17, 55; N G, 49b]
I-13
|
34587 |
schei |
scheien:
šęi̯ǝ (L331b Boukoul)
|
Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr]
I-13
|
24897 |
schemeren |
grauw worden:
’t begint grauw te wèère (L331b Boukoul),
het schemert me voor de ogen:
’t sjeemert mich veur de auge (L331b Boukoul),
schemeren:
’t begint gauw te sjeeͅmere (L331b Boukoul, ...
L331b Boukoul)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t sjee.mert mich veu.r mien au.ge (L331b Boukoul)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17726 |
scherp kijken |
lonken:
ló.nke nao get (L331b Boukoul)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34276 |
scheukpaal |
schuurpaal:
šūrpǭl (L331b Boukoul)
|
Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.]
I-11
|
26397 |
scheut |
kien:
kē.n (L331b Boukoul)
|
Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22]
I-5
|
20687 |
schijf braadspek |
herst:
Syst. WBD
hers (L331b Boukoul)
|
Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|