32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
dobbele [eghaam]:
dǫbǝlǝn [eghaam] (L360p Bree),
warse kluppel:
wē̜.rsǝ klępǝl (L360p Bree),
zware [eghaam]:
zwǭrǝn [eghaam] (L360p Bree)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
32978 |
evene |
evie:
īǝ.vi (L360p Bree)
|
Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31]
I-4
|
30150 |
ezelsrug |
kapversiering:
kap˲vǝrsē.reŋ (L360p Bree)
|
Een uit metselstenen vervaardigd en aan weerszijden enigszins overstekend, kapvormig bovendeel van een muur. Zie afb. 43. [N 31, 43a; monogr.]
II-9
|
19423 |
fakkel |
fakkel:
fakkel (L360p Bree)
|
In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20172 |
familie |
familie:
fami-jlie (L360p Bree),
volk:
vuik (L360p Bree)
|
familie || het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Das ⁄n fetsoonlijke mensh (L360p Bree),
des eine fetsuunleke minsch (L360p Bree),
des ēͅjne fətsynləkə mens (L360p Bree)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
22431 |
feest |
feest:
feest (L360p Bree),
fiest (L360p Bree, ...
L360p Bree),
fiəst (L360p Bree),
fīəst (L360p Bree),
kermis?:
Bi-j di-j minse sji-jnt het alle daag körmes te zeen.
körmes (L360p Bree)
|
3. Feest. || De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)] || Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
22444 |
feest van sinter-greef |
halfvasten:
haufvastə (L360p Bree)
|
Het feest van Sinter-Greef (half vasten) [grevin, greve, miknem]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23763 |
feestdag van maria |
onze-lieve-vrouwedag:
uize livvevruiwendaag (L360p Bree)
|
Een feestdag van de H. Maagd Maria in het algemeen (Lievevrouwedag, Mariadag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23816 |
feestdag van sint-antonius abt |
sint-teunis:
sint tiênis (L360p Bree)
|
17 januari, H. Antonius Abt [Sint Teunis, Sint Tönnis, Verkesteunis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|