21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.
fezele (L360p Bree),
fezelen (L360p Bree),
fluisteren:
fluisteren (L360p Bree, ...
L360p Bree),
stil spreken:
stil sprèken (L360p Bree)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
22994 |
fluit |
fluit:
fleit (L360p Bree),
fluitje:
fleitje (L360p Bree)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22995 |
fluiten |
fluiten:
fleiden (L360p Bree)
|
Fluiten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L360p Bree)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.):
b.v. floere kostuum.
floer (L360p Bree),
velours (fr.) boks:
ein floere books (L360p Bree)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] || fluweel
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwēkmē̜.r (L360p Bree),
veulensmeer:
vīǝ.lǝsmē̜.r (L360p Bree)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwēksūi̯ǝ.x (L360p Bree)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
fónkele (L360p Bree)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (L360p Bree),
fooi:
drinkgeld
fuij (L360p Bree),
fuiū (L360p Bree),
fyj (L360p Bree)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] || fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22585 |
fooienjagen |
haaslopen:
Sub hausri-je: Het was weleer het gebruik i.v.m. een bruiloft: de boerenjongens reden om ter hardst op hun werkpaard en die het eerst de handschoen van de bruid vasthad, was de overwinnaar en ontving een geldsom. De meisjes deden aan hausluipe.
hausluipe (L360p Bree),
haasrijden:
Het was weleer het gebruik i.v.m. een bruiloft: de boerenjongens reden om ter hardst op hun werkpaard en die het eerst de handschoen van de bruid vasthad, was de overwinnaar en ontving een geldsom. De meisjes deden aan hausluipe.
hausri-je (L360p Bree)
|
Lett. voor een handschoen lopen. || Lett. voor een handschoen rijden.
III-3-2
|