e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handel commerce (fr.): kemérs (Bree) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar koopman: kuipman (Bree), marchal: vgl. Bree. Wb. (pag. 286): marsjang, handelaar. Vgl. Fr. marchand. Soms hoort men het verbasterde marsjal.  marsjal (Bree), marchand (fr.): marsjang (Bree), vgl. Bree. Wb. (pag. 286): marsjang, handelaar. Vgl. Fr. marchand. Soms hoort men het verbasterde marsjal.  marsjang (Bree) handelaar || iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen commerce (fr.) doen: kemérs doon (Bree), handelen: handelen (Bree) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || handelen [ZND m] III-3-1
handeling gang: (mv.: geng).  gangk (Bree) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (kindernamen) handjes: heͅntšə (Bree), polletjes: polleke (Bree), poͅləkə (Bree) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) duimen: døymə (Bree), fikken: fekə (Bree), fikke (Bree), klauwen: klauwə (Bree), knokels: knîêkels (Bree), poten: pytə (Bree), schoppen: šopə (Bree), vijf geboden: de vi-jf gebuje (Bree) [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: handgeldsj (Bree), ps. omgespeld volgens Frings.  hantgeͅlš (Bree) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handig capabel: Fr. capable  kepabel (Bree), handig: hejnig (Bree, ... ), dèè stielman is doa bezònder (of bezinner) hejnig möt  hennig (Bree) bekwaam || goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] || vaardig III-1-4
handkar handkar: hantkar (Bree), stootkarretje: stuǝtkɛrkǝ (Bree) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger dien(d)er: dēnǝr (Bree), metserdien(d)er: mętsǝrdēndǝr (Bree) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9