19675 |
hor |
vliegenscherm:
vlēgəšeͅrəm (L360p Bree)
|
een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17733 |
horen |
horen:
hiêre (L360p Bree)
|
horen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
25136 |
horizon |
horizon:
horizon (L360p Bree)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33457 |
horizontale draaibare sluitbalk van een poort |
wervel:
wɛrǝvǝl (L360p Bree)
|
Een draaibare sluitbalk ter halve hoogte van een poort, in het midden vast bevestigd aan een van de poortvleugels. In horizontale stand gedraaid vallen de uiteinden in een bevestiging en is de poort afgesloten; in vertikale stand is de poort geopend. De sluitbalk wordt dan om hinder te voorkomen vaak boven en onder vastgezet. Zie afbeelding 20. [add. uit N 5A, 54a; N 4A, 48; A 49, 4]
I-6
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
deurlat:
dīrlat (L360p Bree),
dobbel slot:
dǫbǝl slű̄ǝt (L360p Bree),
knevel:
knēvǝl (L360p Bree),
slot:
slű̄ǝt (L360p Bree)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
horloge:
een gouwe horlogie (L360p Bree),
[gerluezi] (volk)
horlūəžə (L360p Bree),
Vervorming van herluzjie.
gerluzjie (L360p Bree),
polshorloge:
polsherluzjie (L360p Bree)
|
een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND m] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
paardenpoot:
pèèrdepuut (L360p Bree),
paardspoot:
pèèrspuut (L360p Bree)
|
Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
hobbelen:
hobbele (L360p Bree)
|
Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17812 |
houden |
houden:
hāūwen (L360p Bree)
|
houden (houwen) [ZND m]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
fel zijn (met):
föl zeen möt (L360p Bree),
gaarne zien:
gēēr zeen (L360p Bree),
houden van:
heie hültsch veiel van vader en moder, van Pa en Ma, van nonk en Tant, van den schrinewerker (L360p Bree),
hɛ heltš vɛl van vadər ɛn môder, van pa en ma, van nônk ɛn tant, van də mɛjstər, van də šzeinwərkər (L360p Bree),
van eeme hauwe (L360p Bree),
van eemen hawen (L360p Bree),
liefhebben:
leef hebben (L360p Bree)
|
Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|