e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hor vliegenscherm: vlēgəšeͅrəm (Bree) een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)] III-2-1
horen horen: hiêre (Bree) horen [N 10b (1961)] III-1-1
horizon horizon: horizon (Bree) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horizontale draaibare sluitbalk van een poort wervel: wɛrǝvǝl (Bree) Een draaibare sluitbalk ter halve hoogte van een poort, in het midden vast bevestigd aan een van de poortvleugels. In horizontale stand gedraaid vallen de uiteinden in een bevestiging en is de poort afgesloten; in vertikale stand is de poort geopend. De sluitbalk wordt dan om hinder te voorkomen vaak boven en onder vastgezet. Zie afbeelding 20. [add. uit N 5A, 54a; N 4A, 48; A 49, 4] I-6
horizontale sluitbalk van een poort deurlat: dīrlat (Bree), dobbel slot: dǫbǝl slű̄ǝt (Bree), knevel: knēvǝl (Bree), slot: slű̄ǝt (Bree) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: een gouwe horlogie (Bree), [gerluezi] (volk)  horlūəžə (Bree), Vervorming van herluzjie.  gerluzjie (Bree), polshorloge: polsherluzjie (Bree) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND m] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet paardenpoot: pèèrdepuut (Bree), paardspoot: pèèrspuut (Bree) Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)] III-1-2
hotsen hobbelen: hobbele (Bree) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)] III-1-2
houden houden: hāūwen (Bree) houden (houwen) [ZND m] III-1-2
houden van fel zijn (met): föl zeen möt (Bree), gaarne zien: gēēr zeen (Bree), houden van: heie hültsch veiel van vader en moder, van Pa en Ma, van nonk en Tant, van den schrinewerker (Bree), hɛ heltš vɛl van vadər ɛn môder, van pa en ma, van nônk ɛn tant, van də mɛjstər, van də šzeinwərkər (Bree), van eeme hauwe (Bree), van eemen hawen (Bree), liefhebben: leef hebben (Bree) Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] III-3-1