e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke gans weender: wī.njǝr (Bree) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Bree), buk (Bree), bokje: bekskǝ (Bree), geitenbok: gęi̯.tǝbok (Bree) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu rekel: rēͅkəl (Bree), Bree Wb.  rèkel (Bree) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] || reu [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannelijke kalkoen schroethaan: šrūthān (Bree) [A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.] I-12
mannelijke kat, kater kater: kater (Bree), kā.tər (Bree), Bree Wb.  kater (Bree) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kater [Goossens 1b (1960)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
mannelijke merel meldermannetje: mèèldermenneke (Bree) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannenkant mansluikant: mansli-jkant (Bree) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren manskleren: mānsklēͅiər (Bree), mansluikleren: mansli-j kleijer (Bree), mānslej kleiər (Bree) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd hemd: hemə (Bree), himme (Bree), kamizool (<fr.): kaməzoͅl (Bree), lijfje: léjfke (Bree), manshemd: manshimme (Bree, ... ), onderlijf: oͅndərlif (Bree), onderlijfje: ònderli-jfke (Bree) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] || onderlijfje III-1-3
mantelpak mantelkostuum: māntəlkestøyjm (Bree), mantelkostuumpje: māntəlkəstømkə (Bree), mantelpak: mantelpak (Bree) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3