33337 |
meid, dienstmeid |
dienstmaagd:
dēnstmāxt (L360p Bree),
dienstmaagdje:
dēnstmāxtšǝ (L360p Bree),
dienstmeid:
dēnsdmęi̯t (L360p Bree),
maagd:
māxt (L360p Bree),
meid:
mɛi̯t (L360p Bree)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
eikenmulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
eikemolder (wijfje) (L360p Bree),
meikever:
Bree Wb.
meikever (L360p Bree),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
meikever (L360p Bree),
mulder:
mölder (L360p Bree),
møldər (L360p Bree),
Bree Wb.
mölder (L360p Bree),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
méldər (L360p Bree)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
22499 |
meikoningin |
meikoningin:
meikoningin (L360p Bree)
|
Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21699 |
meineed |
valse eed:
valse eid (L360p Bree)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
20309 |
meisje |
gors:
nogal denigrerend; cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "gor II"(rijnl. gering, armzalig) eng. "girl)
gòrs (L360p Bree),
maagdje:
afleiding van maagd
mèègdsje (L360p Bree),
pul:
cf. WNT s.v. "pul (II) - pullie"3) jong meisje, jonge dochter, flinke, struische meid of jonge vrouw
pöl (L360p Bree),
vrouwtje:
vruiwke (L360p Bree),
wicht:
wècht (L360p Bree)
|
een (niet noodzakelijk) kleinevrouw, als een jeugdig meisje || knap en flink meisje || meisje
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leefste (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
liefste:
leefste (L360p Bree),
wicht:
wècht (L360p Bree)
|
verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || verloofde of vriendin
III-2-2
|
18580 |
meisjeshemd |
maagdjeshemdje:
mèègdsjeshimke (L360p Bree)
|
Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
capeline (fr.):
kapəlin (L360p Bree)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18637 |
meisjespantalon met kanten pijpen |
kanten boks:
kantəboͅks (L360p Bree),
zondagse boks:
zoͅnegsəboks (L360p Bree)
|
meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)]
III-1-3
|