e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregen, fijne regen motregen: motrègen (Bree, ... ), moͅtrēͅgən (Bree), LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  motrèèngel (Bree), muggenpis: mègkepis (Bree), neetsel: natsel (Bree), nētsəl (Bree), LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  neetsel (Bree), stofregen: stofreigen (Bree), stofrengel (Bree), van de kromme: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees). ps. wel vermeld op blz. 258: dèè kròmme rèèngel!  van dèè kròmme (Bree), zever: zeivər (Bree) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, fijne regen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen daar valt het van de kromme: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  doa viltsj van dèè kròmme (Bree), druppelen: drəpələ (Bree), neetselen: et neetseltch (Bree), hət nétsəltš (Bree), neetsele (Bree, ... ), nétsələ (Bree), ’t beginsj te neetsele (Bree), ’t bəgent tə nētsələ (Bree), stofregenen: `t stofrengeltj (Bree), stoven: ’t bəgent tə stoͅfə (Bree), stuiven: ’t stoͅft (Bree), zeveren: zeivere (Bree, ... ), zeivərə (Bree), zēͅivərə (Bree) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || miezelen, motregenen || motregen, fijne regen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mouw hazesprong: hāzǝsproŋ (Bree), mouw: muuw, eine muwke (Bree), muuw, muuwke (Bree), twie muwe (Bree), twiê muwe (Bree), verkl. mûwke.  mûw (Bree) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] I-9, III-1-3
mouwschort mantelscholk: mantəlšoͅlək (Bree), scholk met mouwen: sjolk möt mûwe (Bree) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
mug mug: mĕik (Bree), mègk (Bree) mug [Willems (1885)] III-4-2
muilband domband: dombã.nt (Bree), muilband: mő̄wlbant (Bree) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilband, bovenste band van de schoof bovenste band: byvǝstǝ [band] (Bree) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilkorf: mø̄u̯jlkø̜rf (Bree), munteltje: mynjǝlkǝ (Bree) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muilpeer muilpeer: mûlpèèr (Bree), Plat  muulpēr (Bree), myəlpēͅr (Bree), slag in het gezicht: Normaal.  slaag in zie gezicht (Bree) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] III-1-2
muiltje instekertje: instèkerkes (Bree), [instekertje]  instèkerke (Bree), muiltje: mējlkəs (Bree), z.o. instèkerke.  mi-jlke (Bree) muiltje: pantoffel, zonder bedekte hiel || muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] || platte dames(huis)pantoffel zonder hiel III-1-3