e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oneven, niet door twee deelbaar oneven: ónève (Bree) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] III-4-4
onfatsoenlijk onfatsoenlijk: onfetsûnlik (Bree) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongedierte, algemeen beesten: biejste (Bree), bocht: bocht (Bree), klein vee: Bree Wb.  klein viê (Bree), luizen: lûs, mv. li-js (Bree), maden: maaie (Bree), ongediert: oͅngədirt (Bree), ongedierte: ongedeerte (Bree), Bree Wb.  óngedierte (Bree), rupsen: ropse (Bree), venijn: Bree Wb. fig. gebruikt: zegsw. Het veni-jn zit in de start  veni-jn (Bree), stekend insect  vənin (Bree), wormen: wərm (Bree) gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || ongedierte [ZND 40 (1942)] || schadelijke en hinderlijke insecten [DC 55 (1980)] || venijn(t), in de betekenis van klein gedierte; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-4-2
ongehuwd samenleven bijeen zitten: ze zitte zuu mè bi-jein (Bree), samenhokken: samen hokke (Bree), samenleven: samen lève (Bree), samenwonen: samen wune (Bree) samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
ongehuwde moeder heggenweef: letterlijk volkse benaming voor ongehuwde moeder  hègkeweef (Bree), stoppelweef: volkse benaming  stoppelweef (Bree) haagweduwe, ongehuwde moeder || ongehuwde moeder III-2-2
ongelovige ongelovige: òngeleivige (Bree) Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)] III-3-3
ongeluk accident: aksedent (Bree) Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (ongeluk, ongeval, accident, malheur, paret). [N 107 (2001)] III-1-2
ongelukkige sukkelaar: sigkelèèr (Bree) iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)] III-1-4
ongeordende hoeveelheid, chaos bocht: bocht (Bree, ... ), boel: buəl (Bree, ... ), boutique (fr.): petik (Bree, ... ), klommel: klo:mɛl (Bree, ... ), klongel: klo:njɛl (Bree, ... ), lispel: lispel (Bree, ... ), lommel: lommel (Bree, ... ), potage: petazie (Bree), ramboelie: Opm.: men hoort ook: rebûlie.  rambûlie (Bree), rommel: ròmmel (Bree), santeboetiek: santepetik (Bree, ... ), vracht: vracht (Bree) boel [ZND 01 (1922)], [ZND 32 (1939)], [ZND 33 (1940)] || chaos, vieze boel || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] III-4-4
ongeschikt derf: dę.rǝf (Bree) Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.] II-1