e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
besteden besteden: bestèje (Bree) geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] III-3-1
besteken besteken: ēmə bəstɛ̄kə (Bree, ... ), schenken: sjènke (Bree), šeŋkə (Bree) Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] || schenken [ZND A1 (1940sq)] III-3-1, III-3-2
bestellen bestellen: bestölle (Bree) opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)] III-3-1
bestemmen bestemmen: bestömme (Bree) iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)] III-1-4
bestendig weer vast (weer): vast wèr (Bree), vast wèèr (Bree), vàst wēͅr (Bree), ’t wèèr is vast (Bree) bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)] III-4-4
besvrucht, algemeen beer: biêr (Bree), bīe.r (Bree), Bree Wb.  biêr (Bree) bes [ZND m] || bes, bei || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)] I-7
betalen afdokken: aafdokke (Bree), betalen: de moos gelch hebbe om te konne betale (Bree), over de brug komen: ps. omgespeld volgens Frings.  ivərə brēͅi̯g komə (Bree) Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
beteuterd bedropen: ook materiaal znd 32, 67  bədrøpən (Bree), met de mond vol tanden: he stong met de mond vol tan (Bree), met zijn mond vol tanden: he stuing met z⁄nen mont vol tande (Bree), ook materiaal znd 32, 67  met z’nen mont vol tan (Bree), staan te kijken: staan te ki-jke (Bree) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] III-1-4
beteuterd kijken op zijn naas kijken: op zi-jn naas ki-jke (Bree) op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] III-1-4
beton beton: bǝtǫn (Bree) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9