e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opsteken van de schoven opsteken: ǫpstē̜.kǝ (Bree) Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
opsteker opsteker: ǫpstē̜kǝr (Bree, ... ) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3, I-4
optasser lader: lāi̯ǝr (Bree) Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b] I-3
optilbaar hek barrier: bǝrēr (Bree), schot: šǫt (Bree) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen lichten: lichte (Bree), opheffen: ophöffe (Bree), ōͅphefə (Bree), òphɛfə (Bree) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || iets opheffen (tillen) [ZND B2 (1940sq)] || optillen [RND] III-1-2
optuigen (het) getuig opgooien: gǝtī.x˱ ǫp˲gūi̯ǝ (Bree), aandoen: ā.ndō.n (Bree), opzadelen: ǫp˲zālǝ (Bree) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opvoeden, grootbrengen grootbrengen: zi-j bièngt det kleindsj gruut (Bree), opbrengen: opbrènge (Bree), opleiden: opleije (Bree), optrekken: een volkser gezegde voor opleije  optrèkke (Bree) opvoeden || opvoeden, grootbrengen || voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 115 (2003)] III-2-2
opvoeding opvoeding: opvojing (Bree) opvoeding III-2-2
opzettelijk expres: ekspres (Bree), De höbs det espres neet gezagt  espres (Bree), voor expres: ook materiaal znd 1a-m  verespres (Bree) moedwillig, opzettelijk || moedwillig,opzettelijk || opzettelijk [ZND 23 (1937)] III-1-4
opzichter opziener: op˲zēnǝr (Bree) De man onder wiens leiding de werkzaamheden op het bouwwerk worden verricht. In K 359 werd de controle door de 'architect' ('ažet'k') verricht. 'Conducteurs' werden in Q 83 slechts op grote bouwwerken ingezet ter vervanging van de aannemer. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9