18695 |
overhemd |
hemd:
himme (L360p Bree),
overhemd:
ivərhemə (L360p Bree),
sporthemd:
spoͅrthemə (L360p Bree),
voorhemd:
viêrhimme (L360p Bree)
|
overhemd || overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33899 |
overhoef |
gespelterd:
gǝspęltǝrt (L360p Bree
[(spelteren: spinteren)]
)
|
Verdikking van het kroonbeen boven de hoef. De knobbels op de kroonrand kunnen het gevolg zijn van eigen kroonbetrappeling, verstuiking en misstappen op een oneffen boden, of door betrappeling van andere paarden, vooral bij het draaien op het veld. Als deze beenwoekering groot van omvang is, wordt het kroongewricht stijf en gaat het paard kreupel. Zie afbeelding 14. [N 8, 90m]
I-9
|
17889 |
overhoop halen |
overhoop halen:
iêverhuip halen (L360p Bree),
overhoop zetten:
îêverhuip zótte (L360p Bree)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)] || Overhoop halen (modden, onderste boven / ondereen / overhoop halen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18553 |
overjas (alg.) |
duffel:
defəl(kə) (L360p Bree),
jas:
jas (L360p Bree),
overjas:
ieverjas (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
ivərjas (L360p Bree, ...
L360p Bree),
iêverjas (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree),
īəvərjās (L360p Bree)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33897 |
overkoot |
doorknikken:
dȳrknekǝ (L360p Bree)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
in het lang [eggen]:
ęn t laŋ (L360p Bree),
langseenaf [eggen]:
laŋs˱ęi̯nāf (L360p Bree)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|
21809 |
overleg |
beraad:
beroad (L360p Bree)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
overleggen:
iêverlègke (L360p Bree)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19484 |
overloop |
opkom:
oͅpkoͅm (L360p Bree)
|
de vloer tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers (Fr. palier) [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
18847 |
overmoedig gedrag |
lef hebben:
lef höbbe (L360p Bree)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|