24626 |
rank |
tak:
Bree Wb.
tak (L360p Bree)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
garstig (L360p Bree),
rans:
rans (L360p Bree),
sterk:
sterk (L360p Bree)
|
garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
oprapen:
ǫprāpǝ (L360p Bree),
rapen:
rā.pǝ (L360p Bree)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
24765 |
rapunzelklokje |
vingerhoedje:
Bree Wb.
vingerheedsje (L360p Bree)
|
Rapunzelklokje (campanula rapunculus 30 tot 90 cm groot. Dikke, kruipende wortelstok; de stengel is stompkantig en kortbehaard; de onderste bladeren zijn ei- tot hartvormig en zijn langgesteeld, de bovenste zijn langwerpig ongesteeld en kortbehaard; de [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L360p Bree, ...
L360p Bree,
L360p Bree)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
24367 |
rat |
rat:
rat (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
rat [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
22831 |
ratel |
ratel:
ratel (L360p Bree)
|
Ratel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20529 |
rauw |
rauw:
raūw vleis (L360p Bree),
raw vleis (L360p Bree),
raw vleͅjs (L360p Bree),
rouw vleisch (L360p Bree),
ruiw (L360p Bree)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] || rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
beesterijen uitsteken:
biesterijen uitsteeëken (L360p Bree),
jekkelen:
[sic]
jekələ (L360p Bree),
krekelen:
krèkelen (L360p Bree),
laweid maken:
leweid maken (L360p Bree),
ravotsen:
ravootse (L360p Bree),
ravotsen (L360p Bree),
ravotten:
ravoͅtə (L360p Bree),
revotten (L360p Bree),
spelen:
spiele (L360p Bree)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|