e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikerbiet suikerkroot: sokǝrkruǝt (Bree), sokǝrkrű̄t (Bree), sǫkǝrkrōt (Bree), suikerpoot: sǫkǝrpű̄t (Bree) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerklontje klotje suiker: klötsje sókker (Bree), suiker: Gewuunlik pak ich geine sòkker inne koffie  sòkker (Bree) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] || suikerklontje III-2-3
suikeroom suikernonk: sòkkernònk (Bree), Verklw. sókkernónkske  sókkernónk (Bree) Een ongetrouwde oom, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikeroom, suikeren oom) [N 115 (2003)] || suikeroom III-2-2
suikertante suikertant: Verklw. sókkertentsje  sókkertant (Bree), suikertantje: sòkkertentsje (Bree) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] || suikertantje III-2-2
suisse suisse (fr.): swies (Bree) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren fluiten: fleͅitə (Bree), tuiten: mi-jn ure tûte (Bree), tøytə (Bree) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen aan de sukkel zijn: aanne sigkel zeen (Bree), sukkelen: sigkele (Bree), sikkelen (Bree) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] III-1-2
syfilis syfilis: syfilis (Bree) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
t-vormige hoeve warshuis: wē̜ ̞rshø̜̄i̯s (Bree) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6
taai stuk vlees leren lap: ein lère lap (Bree), leren thijs: eine lèren Ti-js (Bree), taai: tej (Bree), tɛi̯ə vlɛi̯s (Bree), det is mè tejje keddel  tej (Bree) een stuk taai vlees of gebak || een taai stuk vlees of gebak || ongaar || taai || taai vlees [ZND B2 (1940sq)] III-2-3