e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommeltje trommetje: trymkə (Bree) trommeltje [RND] III-3-2
trommelzucht opgestijfd (volt. deelw.): ǫpgǝstift (Bree), ǫpgǝstēi̯ft (Bree), ǫpgǝstīft (Bree) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
troosten; troost moederen: Waat ich uich zag en diëj: doa hòlp gèè modere(n) aan  modere (Bree), troost: truust (Bree) bemoederen, troosten || het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)] III-1-4
tros vruchten trobbel: Bree Wb.  tròbbel (Bree), tros: tros (Bree) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] || tros [ZND 32 (1939)] I-7
trossen poezen: pø̄i̯sǝ (Bree) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: Ich bön bezinner griêts op di-j prestsie Loat dèè griêtse stinkerd mè luipe (meer pejoratieve bet.)  griêts (Bree), groots zijn: griêts zeen (Bree), wreed: Waat waas zi-j vriêd op hère nûwe velo  vriêd (Bree) blij, trots || grootsig, fier || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] III-1-4
trotsheid grootsigheid: griêtsigheid (Bree, ... ), Zuu ein kaal kakmedam stikt òmmes vanne griêtsigheid  griêtsigheid (Bree), hovaard: det kaal kakmadammeke stikt vannen huvaard (of: vanne huvèèrdigheid)  huvaard (Bree) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || het laten blijken van het gevoel dat men méér is dan een ander(e) || hoogmoed III-1-4
trouwboekje trouwboekje: truiwbeekske (Bree) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: trouwen (Bree), truiwe (Bree, ... ) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)] || Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
trouwpak trouwkostuum: truiwkostuum (Bree), trø.ywkəstøm (Bree), trøͅywkestøjm (Bree) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3