19466 |
turf |
turf:
tē̜rǝf (L360p Bree)
|
Met de benaming ''turf'' duidt men doorgaans een brok veen aan van een bepaalde vorm en grootte dat men door steken uit hoogveen of door baggeren uit laagveen verkrijgt. Verschillende bewerkingen worden op dat brok veen toegepast voordat het als brandstof kan dienen. Soms bedoelt men met ''turf'' veengrond of veen in het algemeen. [I, 1; monogr.]
II-4
|
26749 |
turfbijl |
turfbijl:
turfbijl (L360p Bree)
|
Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45]
II-4
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
kliefpoot:
(mv)
klēfpyt (L360p Bree),
slak:
slęk (L360p Bree)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21491 |
tussenpersoon |
reiziger:
reiziger (L360p Bree)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21618 |
twee centiem |
cent:
eine cent (L360p Bree)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21626 |
twee frank |
dobbele frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
doͅbələ fraŋ (L360p Bree)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33263 |
tweede klaversnede |
tweede schaar:
twīdǝ sxǭr (L360p Bree),
tweede snede:
tweede snede (L360p Bree)
|
Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
33122 |
tweede laag schoven van het dorsbed |
tegenliggers:
tiǝgǝlegǝrs (L360p Bree)
|
De specifieke benaming van de tweede laag schoven, bestaande uit twee rijen die met de koppen naar elkaar toe liggen, zoals die op de eerste rij van het vorige lemma wordt gelegd. Zeer vaak is de benaming van deze bovenste laag dezelfde als die van het bed als geheel; dan is die benaming hier niet herhaald; zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). In L 159a wordt nog aangetekend dat "de aren van de tweede laag veerden op de eerste rij, en door dit veren lieten de korrels beter los". Zie afbeelding 11, b. [N 14, 17c; monogr.]
I-4
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
trumpen:
trĕmpə (L360p Bree)
|
Kleppen (de 2 maal luiden voor de H. mis). [ZND B2 (1940sq)]
III-3-3
|
21648 |
tweede verkoping |
toeslag:
ps. omgespeld volgens Frings.
tøi̯wslāg (L360p Bree)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|