20427 |
tweeling |
tweeling:
twileŋ (L360p Bree),
twīiliŋ (L360p Bree)
|
tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|
34234 |
tweespeen |
tweedemer:
twiǝdiǝmǝr (L360p Bree)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
33998 |
twijg |
gors:
gors (L360p Bree)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
24495 |
twijg, jonge tak |
rijs:
ri-js (L360p Bree),
wis:
Bree Wb.
wis (L360p Bree)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || rijs, dus takje
III-4-3
|
21619 |
twintig frank |
twintig-frankstuk:
ps. omgespeld volgens Frings.
2 twentex fraŋstēͅk (L360p Bree)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33327 |
u-vormige hoeve |
halfopen boerderij:
hāu̯fyǝpǝ [boerderij] (L360p Bree)
|
De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3]
I-6
|
33597 |
ui, ajuin |
en:
ijn (L360p Bree),
indj:
i.əndš (L360p Bree),
iêndsj (L360p Bree),
inj:
ienj (L360p Bree, ...
L360p Bree),
inje:
inje (L360p Bree),
iənje (L360p Bree),
unne:
einə (L360p Bree)
|
ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND 43 (1943)], [ZND B2 (1940sq)] || ui
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinenkoek:
Syst. Frings mnl.
īndžəkōk (L360p Bree),
Syst. Wbk. van Bree
iêndzjekook (L360p Bree)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
uier:
ii̯.ǝr (L360p Bree),
ii̯ǝr (L360p Bree, ...
L360p Bree),
ēi̯ǝr (L360p Bree),
īǝr (L360p Bree, ...
L360p Bree)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
24260 |
uil |
uil:
i-jl (L360p Bree),
ìēël (L360p Bree),
ənən eil (L360p Bree)
|
uil [Willems (1885)], [ZND A2 (1940sq)]
III-4-1
|