18427 |
vaste boord |
bandje:
b.v. himme möt det smaal ben(d)sje.
ben(d)sje (L360p Bree),
kraag:
kraag (L360p Bree),
krag (L360p Bree),
krax (L360p Bree)
|
boord(je) || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kīǝ.tǝlǝ (L360p Bree),
stront:
stro.nt (L360p Bree)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (L360p Bree),
trog:
tryx (L360p Bree),
voerkrib:
vōrkrēp (L360p Bree)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (L360p Bree)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vasselaovendsj (L360p Bree),
vastəlu.vənt (L360p Bree),
vastenavond:
vastenavend (L360p Bree),
vastenavond (L360p Bree),
vàstənoͅəvəntš (L360p Bree)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || t Is Vastenavond. [ZND 08 (1925)] || vastenavond [RND] || Vastenavond (uitspraak). [ZND B2 (1940sq)] || Vastenavond. [Willems (1885)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendag (L360p Bree)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vasten (L360p Bree)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
26650 |
vat |
vat:
vā.t (L360p Bree
[(18 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
25255 |
vat, maat van 30 liter |
ton:
ein tón (L360p Bree)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 30 liter [vat] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32342 |
vat, ton |
ton:
ton (L360p Bree),
vat:
vāt (L360p Bree)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|