23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vruili-jkant (L360p Bree)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vrøywəklēͅiər (L360p Bree),
vrouwluikleren:
vruili-j kleijer (L360p Bree),
vrø(ə)li kleiər (L360p Bree)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32441 |
vrouwenklomp |
fletsertje:
flɛtsǝrkǝ (L360p Bree)
|
Klomp met een binnenlengte van 24 tot 26.5 centimeter. Zie ook afb. 258. De trippenklomp uit Meeswijk (L 424) was een lichte vrouwenklomp, versierd met uitgesneden bloempjes. Dit soort klompen werden tot ongeveer 1920 in huis en op weg naar de kerk gedragen. [N 97, 136; N 24, add.; Bakeman 8; monogr.]
II-12
|
18576 |
vrouwenondergoed |
vrouwluiondergoed:
vrueli-j óndergood (L360p Bree)
|
Vrouwenondergoed [ook: lingerie, linergie?] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
hemə (L360p Bree),
himme (L360p Bree),
hème (L360p Bree),
lijfje:
léjfke (L360p Bree),
vrouwenhemd:
vruiwehimme (L360p Bree),
vrouwluihemd:
vruiliejhimme (L360p Bree)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
vrouwliegek:
vruulè-gek (L360p Bree),
vrouwliezot:
vruulè-zot (L360p Bree)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24515 |
vrucht zetten |
spelen:
spiêle (L360p Bree),
spenen:
Bree Wb.
spiêne (L360p Bree)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] || vruchtzetten
III-4-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
goede:
gōi̯ǝ (L360p Bree)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (L360p Bree)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
mooswater:
mosswater (L360p Bree),
vuil water:
vûl water (L360p Bree)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|