e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wollegras wolgras: Bree Wb.  wolgraas (Bree) Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)] III-4-3
wollen muts (kinderen) muts: möts (Bree, ... ), pots: puts (Bree) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3
wonde blessure: blessuur (Bree), wonde: dij woen zal etteren (Bree), won (Bree) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonderdoener wonderdoener: wònderdoner (Bree) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen houden: hauwe (Bree) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] III-4-1
woonwagen bingenwagen: vgl. Bree Wb. (pag. 85): bing, vervorming van bink (Bargoens voor man) en beng (zigeunertaal voor "duivel"). Benaming voor woonwagenbewoner of voor een slordig gekleed persoon. Ss. bingewage, bingemanére, bingevuik(ske).  dingewage (Bree) De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)] III-3-2
woord woord: wūərt (Bree), wɛ.ərt (Bree) woord [RND], [ZND m] III-3-1
wormbulten angelen: aŋǝlǝ (Bree), knobbels: (enk)  knobǝl (Bree) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig gemaaisteekt: Bree Wb.  gemaaisteekt (Bree, ... ), Duur de vèle règen en de föl zòn waas de hölft van uis appel gemaaisteekt  gemaaisteekt (Bree) door maden of/ook door rotting ontstoken fruit || Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
worst worst: worst (Bree), woͅrst (Bree) worst [ZND 04 (1924)] III-2-3