24697 |
wollegras |
wolgras:
Bree Wb.
wolgraas (L360p Bree)
|
Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
muts:
möts (L360p Bree, ...
L360p Bree),
pots:
puts (L360p Bree)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
blessure:
blessuur (L360p Bree),
wonde:
dij woen zal etteren (L360p Bree),
won (L360p Bree)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23919 |
wonderdoener |
wonderdoener:
wònderdoner (L360p Bree)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
houden:
hauwe (L360p Bree)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
bingenwagen:
vgl. Bree Wb. (pag. 85): bing, vervorming van bink (Bargoens voor man) en beng (zigeunertaal voor "duivel"). Benaming voor woonwagenbewoner of voor een slordig gekleed persoon. Ss. bingewage, bingemanére, bingevuik(ske).
dingewage (L360p Bree)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
wūərt (L360p Bree),
wɛ.ərt (L360p Bree)
|
woord [RND], [ZND m]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
angelen:
aŋǝlǝ (L360p Bree),
knobbels:
(enk)
knobǝl (L360p Bree)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gemaaisteekt:
Bree Wb.
gemaaisteekt (L360p Bree, ...
L360p Bree),
Duur de vèle règen en de föl zòn waas de hölft van uis appel gemaaisteekt
gemaaisteekt (L360p Bree)
|
door maden of/ook door rotting ontstoken fruit || Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
worst (L360p Bree),
woͅrst (L360p Bree)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|