18537 |
zwart pak |
redingote (fr.):
[Van Dale: redingote, (Fr., verbasterd uit riding coat), <vero.> geklede jas met twee rijen knopen]
redəngoͅt (L360p Bree),
trouwkostuum:
truiwkisteujm (L360p Bree)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34037 |
zwartbonte koe met scherp gescheiden witte en zwarte banen |
lakenvelder:
lākǝvɛldǝr (L360p Bree)
|
[N 3A, 127]
I-11
|
33481 |
zwarte bes |
paardsberen:
pèèrsbiêr (L360p Bree),
zwarte beren:
zwarte biere (L360p Bree)
|
zwarte aalbes
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
Bree Wb.
blaadlûs (L360p Bree),
recenter dan smeeleft
blātlus (L360p Bree),
luis:
leujze, mv leejs (L360p Bree),
smeelft:
smeleft (L360p Bree),
smēləft (L360p Bree)
|
bladluis || bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)]
III-4-2
|
18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
`s zondagse muts:
soͅnegsə məts (L360p Bree),
turkse muts:
tøͅrəksə məts (L360p Bree)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krai (L360p Bree),
kreiej (L360p Bree),
krej (L360p Bree),
krēj (L360p Bree),
geen fon.doc.
kraai (L360p Bree)
|
kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-1
|
18621 |
zwarte muts? |
wollen muts:
wələməts (L360p Bree)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24865 |
zwarte nachtschade |
hondsbeer:
hònsbiêr (L360p Bree),
hondsberen:
hǫntsbīrǝ (L360p Bree),
nachtschaal:
naxtšāl (L360p Bree),
nachtschade:
naxtšāi̯ (L360p Bree)
|
nachtschade, zwarte — || Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5, III-4-3
|
22397 |
zwartepieten (kaartspel) |
zwartepieten:
zwartepieten (L360p Bree)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28598 |
zwavelkaart |
solferkaart:
so.lfǝrkã.rt (L360p Bree)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|