e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstriem borstriem: bǫrstrēm (Bree), %%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%  [borstriem] (Bree) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borstrok giletje (<fr.): žəlēkə (Bree), lijfje: lejfke (Bree), léjfke (Bree), onderjakje: ondərjeͅkskə (Bree), onderlijf: oͅndərlif (Bree), slaaplijf: sloapli-jf (Bree), sloaplijf (Bree), stoep: stuûp (Bree), stoepje: stoepke (Bree), wambuisje: weͅjməskə (Bree) borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)] || destijds een borstrok die over het nachthemd gedragen werd III-1-3
borstrok (voor mannen) kamizool (<fr.): kaməzoͅl (Bree), onderlijfje: onderléjfke (Bree) borstrok voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) lijfje: lejfke (Bree), onderkleed: oͅndərkleͅit (Bree), onderlijfje: onderléjfke (Bree) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld borstspang: boͅrstspang (Bree), spang: spang (Bree, ... ), spang (spengske) (Bree), speld: spel (Bree), toespang: tuwspang (Bree), tû(w)spang (Bree) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] || veiligheidsspeld III-1-3
borststuk van een schort platstuk: WNT: plat (III), ss. platstuk, 3. Gewestelijk (hier en daar in Z.-Ndl.) als naam voor de beide schouderstukken van een kiel of hemd, van achteren tegen elkaaar genaaid.  plat steͅk (Bree) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borsttuig borstgetuig: bǫrst˲gǝtēi̯x (Bree) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
borstvliesontsteking fleuris: fleris (Bree), flēres (Bree) pleuris [ZND m] || Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)] III-1-2
borstzak(je) pochetmaaltje (<fr.): poͅšətmaelkə (Bree), pochetzakje (<fr.): posjötzekske (Bree), wambuismaaltje: weͅimesmēͅlke (Bree) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)], [N 23 (1964)] III-1-3
bos bos: boz (Bree), bǫs (Bree), bosje: biǝskǝn (Bree) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8