e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braadworst braadworst: brōͅtworst (Bree), saucijs: sesi-js (Bree) braadworst [ZND m] III-2-3
braaf braaf: brāf (Bree, ... ), het kind is braaf (Bree) braaf (wijs) [ZND 04 (1924)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braak: brǭk (Bree), braakgrond: brākgrǫnt (Bree) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen hel: he.l (Bree), onbewonnen laten: onbǝwonǝ lǭtǝ (Bree) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braam bramen: brīǝmǝ (Bree) Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.] I-5
braambes braamberen: brūəmbēərə (Bree), bròmbiêr (Bree), zie ook ZND01 u (geen verzamelfiches)  bró.mbéi.r (Bree) braam(bessen) [RND] || braambes [ZND 01 (1922)] III-4-3
braambessen braamberen: brǭmbīǝ.rǝ(n) (Bree) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braamberen: Bree Wb.  brómbiêr (Bree), struik: struuk (Bree) braam (struik) [ZND 32 (1939)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: broaje (Bree), broeje (Bree) braden || vlees braden en vlees bakken [Willems (1885)] III-2-3
braken kotsen: ko`tsen (Bree), koͅtsə (Bree), kótse (Bree), kótsen (Bree), kótsə (Bree), [gemeen]  kootsen (Bree), [plat]  kotse (Bree, ... ), kôtsen (Bree), over tongeren gaan: [schertsend]  iever Tōngere (Bree), iever Tôngere (goan) (Bree), iever Tôngeren (Bree), overgeven: ivərgēͅvə (Bree), îêvergève (Bree), [gewoon]  ievergēͅven (Bree, ... ), uevergèven (Bree), spijen: speijə (Bree), spējə (Bree), spi-je (Bree), [gewoon]  speyen (Bree), spieën (Bree, ... ) braken (overgeven, kotsen) [ZND m] || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || kotsen (braken) [ZND m] || overgeven (spuwen, braken) [ZND B2 (1940sq)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2