e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bree

Overzicht

Gevonden: 6062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bustehouder soutien (fr.): setiè (Bree), soutien (Bree) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
bustehouder: spotnamen tettenstieper: tettesti-jper (Bree), tettestiejper (Bree), teͅtəstipər (Bree), ss. sub sti-jp.  tettesti-jper (Bree) b.h. (volks) || bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] || volkse benaming voor een b.h. III-1-3
buur nabuur: noaber (Bree) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman gebuur: gebuur (Bree), nabuur: `t is van minne Nonk, van mij moder, van uize nouber (Bree), naober (Bree), noaber (Bree), nò:bīr (Bree, ... ), nò:bə (Bree), nabuurman: no͂ͅ[u}berman (Bree), noͅbərman (Bree) buurman [ZND 17 (1935)], [ZND m] || een buurman [ZND B1 (1940sq)] || Het is van mn oom, van mn moeder, van buurman [ZND 44 (1946)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt buurt: buurt (Bree) het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten uchteren: extərə (Bree), ichtere (Bree) buurten (s avonds bij de buren gaan praten) [ZND B1 (1940sq)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1
buurvrouw nabuurse: nòbirsen (Bree), nabuurvrouw: noͅbərvroͅuw (Bree) buurvrouw [ZND m] || een buurvrouw [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
calvarieberg op het kerkhof calvarieberg: kalvarieberg (Bree) De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)] III-3-3
canadapopulier canada: Bree Wb.  canada (Bree), canadaal (Bree) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] III-4-3
cape omhanger: omhangər (Bree), oomhanger (Bree) cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)] III-1-3