22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stambe.lt (L247p Broekhuizen)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
stapǝ (L247p Broekhuizen)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gats (L247p Broekhuizen),
getske (L247p Broekhuizen)
|
steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kaole (L247p Broekhuizen)
|
kolen [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24251 |
steenuil |
uil:
ŭŭl (L247p Broekhuizen)
|
uil: steenuil (22 vrij klein en afgerond; veel bij boerderijen, knotwilgen en schuurtjes; roep [wieuw, wieuw] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19308 |
stiekem |
stiekem:
stiekem (L247p Broekhuizen),
stiekum (L247p Broekhuizen)
|
heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
34050 |
stier |
var:
vār (L247p Broekhuizen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
scheef:
scheif (L247p Broekhuizen),
stijf:
stīēf (L247p Broekhuizen, ...
L247p Broekhuizen)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34018 |
stilstaan |
huj-ju:
hȳi̯ jȳ (L247p Broekhuizen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
20877 |
stomdronken |
kanonnenzat:
kanonne-zat (L247p Broekhuizen),
knonnezat (L247p Broekhuizen)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|