18863 |
boos |
kwaad:
kwaod (L434a Broeksittard)
|
01; kwaad [SGV (1914)]
III-1-4
|
19600 |
bord |
telder:
taijer (L434a Broeksittard),
telloor:
telleur (L434a Broeksittard)
|
bord [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
21302 |
borg |
borg:
ps. omgespeld volgens Frings.
bø͂ͅrg (L434a Broeksittard)
|
borg [SGV (1914)]
III-3-1
|
19497 |
borstel |
borstel:
beustel (L434a Broeksittard),
schuurborstel:
schuurborstel (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard,
L434a Broeksittard),
sjoorbeurstel (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard,
L434a Broeksittard)
|
borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)] || kwastachtige borstel [DC 15 (1947)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L434a Broeksittard)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (L434a Broeksittard)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
34259 |
boter inleggen |
insteken:
enštē̜kǝ (L434a Broeksittard)
|
Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.]
I-11
|
33644 |
bouwland |
veld:
vɛljtj (L434a Broeksittard)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bōvǝlēxt (L434a Broeksittard)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
19630 |
bovenverdieping |
bovenverdieping:
bōvənvərdēpeŋ (L434a Broeksittard)
|
bovenverdieping [SGV (1914)]
III-2-1
|