e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broeksittard

Overzicht

Gevonden: 1132
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ooievaar ooievaar: ooievaar (Broeksittard) ooievaar [SGV (1914)] III-4-1
oorworm oorworm: oerwurm (Broeksittard) oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
op de loop gaan op de loop gaan: oppe luip gaon (Broeksittard) op de loop gaan [SGV (1914)] III-1-2
op rijen zetten reken: rɛ̄kǝ (Broeksittard) Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3
op stelten lopen op stelten lopen: op steltje loupe (Broeksittard) stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
ophouden met het werk ophouden: ophauwe (Broeksittard) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] III-1-4
opper hoop: hǫu̯p (Broeksittard), huist: hūs (Broeksittard), mijt: mīt (Broeksittard) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
optillen heffen: höffe (Broeksittard) heffen, tillen [SGV (1914)] III-1-2
opzettelijk expres: espres (Broeksittard) expres [SGV (1914)] III-1-4
oud, bejaard bejaard: bejaord (Broeksittard) bejaard [SGV (1914)] III-2-2